In een recente uitspraak van de rechtbank Arnhem is (onder meer) aan de orde geweest of een professionele partij zich kan beroepen op zogenaamde “wilsgebreken” bij het aangaan van een financieringsovereenkomst als medeschuldenaar of als borg, met als gevolg dat die professionele partij zich kan onttrekken aan de uit hoofde van de overeenkomst op hem rustende verplichtingen en zo ja, onder welke omstandigheden. Deze uitspraak toont aan dat aan professionele partijen hoge eisen mogen worden gesteld bij het aangaan van financieringsovereenkomsten en dat de mogelijkheden tot het doen van een beroep op wilsgebreken in beginsel beperkt zijn.
Feiten
SNS heeft een geldleningovereenkomst gesloten met A, waarbij zij aan A een kredietfaciliteit ter beschikking heeft gesteld voor de aankoop en verbouwing van een aan derden te verhuren bedrijfspand ter hoogte van € 2.485.000,00. De geldleningovereenkomst tussen SNS en A is vormgegeven in een namens A voor akkoord getekende schriftelijke aanbieding van SNS, waarbij X, X Investment, Y en Z zich hoofdelijk aansprakelijk hebben gesteld voor de schuld van A.
SNS heeft voorafgaande aan de totstandkoming van de overeenkomst X geadviseerd om bij dit project een vennoot met voldoende vermogen te betrekken als mede-investeerder. SNS heeft X geadviseerd om met de (voornoemde) heren Y en Z te gaan praten. Y en Z waren via hun persoonlijke beheervennootschappen aandeelhouders en bestuurders van DHP. DHP had een eigen vermogen van circa € 10 miljoen. Y en Z wilden via DHP in het genoemde project meedoen voor 50%.
De onroerende zaak is door X en DHP gekocht voor een koopprijs van € 875.000,00. In de koopovereenkomst is een optie tot doorverkoop via een A-B-C akte aan een nader te bepalen meester opgenomen. Deze nader te noemen meester is de reeds genoemde vennootschap A geworden (de kredietnemer). X Investment en DHP zijn voor gelijke delen aandeelhouder in A en zijn tevens beide bestuurders.
A raakte vervolgens in financiële problemen, althans zij betaalde de SNS niet meer. Na eerdere betalingsachterstanden in 2007, zijn in augustus 2008 opnieuw betalingsachterstanden ontstaan en heeft SNS, na sommatie van A en uitblijven van betaling, haar hypotheekrechten uitgeoefend en de executieveiling van het pand aangezegd. Bij brief heeft SNS aan A nogmaals de opzegging van de kredietovereenkomst bevestigd en van A het volledige openstaande bedrag van
€ 2.401.886,10, opgeëist met sommatie tot betaling hiervan binnen acht dagen. Bij gelijkgedateerde brieven heeft SNS aan X en X Investment een afschrift van de brief aan A toegestuurd en daarnaar verwezen ‘conform het bepaalde in artikel 7:855 BW’ (welk artikel onder meer bepaalt dat de verplichtingen van de borg subsidiair zijn aan die van de hoofdschuldenaar en dat de schuldeiser die de hoofdschuldenaar in gebreken stelt daarvan tegelijkertijd mededeling moet doen aan de borg).
Bij latere brieven heeft SNS X en X Investment aangesproken op hun hoofdelijke aansprakelijkheid (en dus niet op hun verplichtingen als borgen) en hen gesommeerd tot betaling van voormeld bedrag. X en X Investment hebben aan die sommatie niet voldaan.
Klik hier om het gehele artikel te lezen.