In Nederland kan op vrij eenvoudige wijze de stekker uit een lege vennootschap worden getrokken. Dit gebeurt via een zogeheten turboliquidatie, waarvoor slechts is vereist dat de vennootschap ten tijde van de ontbinding geen “baten” meer heeft. De vennootschap houdt direct op te bestaan, wat vervolgens wordt ingeschreven in het handelsregister. De aanwezigheid van schulden doet strikt genomen niet ter zake. Er zal geen faillissement worden uitgesproken, ook al zijn er nog schulden, en dus komt er ook geen curator aan te pas. Een praktisch middel, maar uiterst vatbaar voor misbruik.
Van misbruik kan bijvoorbeeld sprake zijn als een ontbonden vennootschap haar activiteiten kort na haar ontbinding op dezelfde locatie en onder een vergelijkbare naam voortzet. Een soort doorstart buiten faillissement. Hebben schuldeisers van de ontbonden vennootschap vervolgens het nakijken? De ontbonden vennootschap bestaat niet meer, met de nieuwe vennootschap is geen formele relatie en de bestuurder achter beide vennootschappen is niet zonder meer aansprakelijk (turboliquidatie is namelijk in de wet geregeld (art. 2:19 lid 4 BW) en dus in beginsel toegestaan).
Door rechters in Nederland wordt – ons inziens terecht – in toenemende mate kritisch naar turboliquidaties gekeken. Zo maakte onlangs de rechtbank Midden-Nederland korte metten met een dergelijke constructie door te oordelen dat de nieuwe vennootschap aansprakelijk was voor de schulden van de ontbonden vennootschap. De rechtbank stelde beide vennootschappen op één lijn door het formele identiteitsverschil weg te denken. Volgens de rechtbank was misbruik gemaakt van dat identiteitsverschil en was tot turboliquidatie overgegaan met het oogmerk van benadeling van schuldeisers.
Bent u in het verleden geconfronteerd met een dergelijke constructie, neem dan gerust contact met ons op. Wij kunnen u adviseren over uw positie.