Skip to Content

Regels schadevergoeding voor kartelslachtoffers opgesteld door commissie

Publicaties Mededinging & Regulering

De burgerlijke handhaving van het mededingingsrecht is al jarenlang een belangrijk onderwerp op de Europese agenda. De regelgeving hierover heeft echter lang op zich laten wachten. Op 11 juni 2013 heeft de Commissie een wetsvoorstel ingediend voor een richtlijn over regels voor vergoedingen voor inbreuken op het mededingingsrecht van zowel de lidstaten als de Europese Unie (hierna: 'het Voorstel'). De belangrijkste bepalingen worden in deze bijdrage kort besproken.

Het initiatief voor handhaving ligt bij de Commissie en de nationale mededingingsautoriteiten. De privaatrechtelijke weg moet dienen als aanvulling op de publiekrechtelijke weg. Het is echter belangrijk dat de mogelijkheid voor slachtoffers om schade te verhalen niet leidt tot verstoring van lopende onderzoeken. Het Voorstel heeft dan ook tot doel de samenwerking tussen publiekrechtelijke en privaatrechtelijke handhaving van het mededingingsrecht te verbeteren, en ervoor te zorgen dat slachtoffers daadwerkelijk hun schade vergoed krijgen.

Het Voorstel beoogt daarom een aantal obstakels uit de weg te ruimen die momenteel zorgen dat civiele procedures betreffende mededingingsinbreuken relatief zeldzaam (en zelden succesvol) zijn.

De belangrijkste bepalingen

Als uitgangspunt stelt het Voorstel dat slachtoffers hun volledige schade vergoed moeten krijgen. Dit komt overeen met de rechtspraak van het Hof van Justitie EU in de zaken Courage (2001) en Manfredi (2006). Dit betekent dat slachtoffers in de positie moeten worden gebracht alsof de mededingingsinbreuk nooit had plaatsgevonden. Dit betekent dat slachtoffers ook gederfde winst en rente kunnen eisen.

De Commissie stelt voor om nationale rechters de bevoegdheid te geven om ondernemingen te bevelen informatie vrij te geven. Dit is echter onder voorwaarden. Deze informatie omvat ook het grootste deel van de karteldossiers van nationale mededingingsautoriteiten, wat al eerder door het Hof van Justitie EU is bepaald in de zaken Pfleiderer (2011) en - recentelijk - in Donau Chemie (6 juni 2013).

Ten derde stelt de Commissie voor om een onherroepelijke beslissing van een nationale mededingingsautoriteit of rechter over een mededingingsinbreuk automatisch als bewijs hiervan te laten gelden in schadevergoedingsprocedures.

Tot slot wil de Commissie dat alle ondernemingen die betrokken zijn geweest bij een mededingingsinbreuk, gezamenlijk aansprakelijk kunnen worden gehouden voor de schade die het slachtoffer heeft geleden. Dit betekent dat een slachtoffer bijvoorbeeld alle deelnemers aan een kartel aansprakelijk kan stellen en niet alleen de directe contractspartij. Naar onze mening verzet de huidige formulering van het Voorstel zich niet tegen het uitbreiden van de gezamenlijke aansprakelijkheid tot dochterondernemingen van kartelleden.

Conclusie

Het Voorstel van de Commissie wordt momenteel besproken door het Europees Parlement en de Raad van Ministers. Na goedkeuring zullen lidstaten twee jaar de tijd krijgen om de bepalingen (indien nodig) in hun wetgeving op te nemen. Het lijkt misschien nog ver weg, maar het tegendeel is waar. Het is onder de huidige wetgeving al mogelijk om schade te verhalen op ondernemingen die zich schuldig hebben gemaakt aan mededingingsinbreuken. Het Voorstel maakt dergelijke acties echter eenvoudiger.