Over het algemeen kan een B2B-duurcontract worden beëindigd door ontbinding of opzegging. Dat zijn niet alleen verschillende begrippen. Aan ontbinding worden andere eisen gesteld dan aan opzegging. Bovendien leiden zij tot verschillende rechtsgevolgen. Ik zal dat in deze blog toelichten.
In B2B-contracten is het veelal mogelijk om van wettelijke regelingen ten gunste van een van de partijen af te wijken. Dat is ook het geval ten aanzien van de ontbindingsregeling in de wet (art. 6:265 Burgerlijk Wetboek (BW)). De regeling ziet op de situatie dat een van de partijen te kort schiet (wanprestatie pleegt).
De wet bepaalt dat iedere tekortkoming van de partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de andere partij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
De wettelijke regeling is van aanvullend recht. Het staat partijen dus in beginsel vrij om daarvan bij overeenkomst af te wijken. Bijvoorbeeld kan nader vastgelegd worden in welke gevallen er wanprestatie is en of er wel of niet een ingebrekestelling vereist is en zo ja welke termijn de debiteur dan krijgt.
Een duurovereenkomst die voorziet in een regeling van de opzegging, is in beginsel op grond van die regeling opzegbaar. Indien de wet en hetgeen tussen partijen is overeengekomen daarvoor ruimte laten, kunnen de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval meebrengen dat aan de opzegging nadere eisen gesteld worden.
De eisen van redelijkheid en billijkheid kunnen meebrengen dat opzegging slechts mogelijk is, indien een voldoende zwaarwegende grond voor de opzegging bestaat.
Ook kunnen zij meebrengen dat een bepaalde opzegtermijn in acht moet worden genomen, of dat de opzegging gepaard moet gaan met het aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding.
Verder kan een beroep op een uit de wet of een overeenkomst voortvloeiende bevoegdheid de duurovereenkomst op te zeggen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn.
Indien de eisen van redelijkheid en billijkheid meebrengen dat een opzegging gepaard moet gaan met een aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding, maakt het ontbreken van zodanig aanbod de opzegging in de regel niet ongeldig. Wel zal de omstandigheid dat is opgezegd zonder daarbij een passende (schade)vergoeding aan te bieden, kunnen meewegen bij het vaststellen van de hoogte van de alsnog te betalen vergoeding. De omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat een opzegging waarbij niet tegelijkertijd een passende (schade)vergoeding wordt aangeboden, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. In een dergelijk geval is de opzegging niet geldig.
Ook als de opzeggende partij een langere dan de contractuele opzeggingstermijn heeft gehanteerd, kan aanspraak op een (schade)vergoeding bestaan. In hoeverre de omvang van deze aanspraak wordt beïnvloed doordat de opzeggende partij een langere dan de contractuele opzegtermijn heeft gehanteerd en daardoor aan de wederpartij langer de mogelijkheid heeft geboden om de bedrijfsvoering aan te passen aan de situatie na opzegging, hangt af van de omstandigheden van het geval.
Een goed geredigeerde beëindigingsregeling kan een partij een sterke uitgangspositie bieden.
Een goed B2B-contract is meer dan “knippen en plakken”. Wat wil men in de – voorliggende concrete situatie – precies regelen? Om welke rechten en verplichtingen van partijen gaat het? Welke uitgangspositie moet er voor partijen zijn, indien zich een geschil tussen partijen voordoet? In welke gevallen is één van partijen gerechtigd is de overeenkomst wegens wanprestatie te ontbinden?
Het is verstandig in een B2B-contract vast te leggen wanneer er sprake is van wanprestatie en deze aanleiding is voor ontbinding. Tevens kan worden geregeld wat de gevolgen zijn van een ontbinding. Indien dit niet gebeurt, valt men terug op de wettelijke regeling en dat kan onwenselijke gevolgen hebben. Zo bepaalt de wet dat er in beginsel sprake is van ongedaan making van de uitgevoerde verbintenissen bij ontbinding zowel voor de crediteur als debiteur. De vraag moet worden gesteld bij het opstellen van het contract of dat wenselijk is en zo ja in welke gevallen.
Het kan ook belangrijk zijn in een contract een regeling op te nemen over opzegging. Die dient onder meer te regelen of en wanneer kan worden opgezegd, met inachtneming van welke termijn en wat de gevolgen zijn van de opzegging (schadevergoeding of juist niet, al dan niet doorleveren tijdens de opzegtermijn, het al dan niet kunnen plaatsen door partijen van (extra) opdrachten tijdens de opzeggingstermijn e.d.).
Heeft u vragen naar aanleiding van deze blog of heeft u andere vragen, neemt u dan gerust vrijblijvend contact op met Marc Janssen of met één van de andere leden van de sectie Procedures & Geschillenbeslechting of Mededinging & Regulering.