Begin 2003 heeft de Nederlandse Mededingingsautoriteit (‘NMa’) boetes opgelegd handelaren en producentenorganisaties van vissers voor deelname aan het garnalenkartel. Naast Nederlandse producentenorganisaties zijn ook Duitse en Deense organisaties beboet. Het college van Beroep voor het bedrijfsleven (‘CBb’) heeft de boetes bekrachtigd. Bij elkaar moeten de karteldeelnemers ruim EUR 4,4 miljoen aan boetes betalen. De boetes zijn wel verlaagd ten opzichte van de oorspronkelijk door de NMa opgelegde boetes. Dit is de eerste zaak waarin de NMa ook buitenlandse partijen heeft beboet.
Op het moment van de overtreding waren in Nederland, Duitsland en Denemarken bij elkaar zo’n 480 kotters in de garnalenvisserij actief. De vissersorganisaties maakten afspraken over de maximale hoeveelheid garnalen die zij wekelijks per kotter aan land mochten brengen. Ook gaven de vissers en de handelaren elkaar onderling ook garanties voor een minimumprijs. De sector probeerde op deze wijze een forse overcapaciteit te camoufleren. Gevolg hiervan was dat de consument teveel betaalde voor zijn garnalen.
De producentenorganisaties hadden met een beroep op de Europese visserijwetgeving betoogd dat het nationale en Europese kartelverbod niet op hen van toepassing waren. Met de uitspraak van het CBb staat vast dat zij wel degelijk met de mededingingsregels rekening moeten houden. Tevens voerde de sector aan dat hun afspraken goed zouden zijn voor een duurzame visserij en het milieu. Het CBb had echter geen reden om te twijfelen aan het oordeel van de NMa. Ook het CBb is van mening dat de afspraken over quota en minimumprijzen waren ingegeven om het inkomen van de betrokken ondernemingen op peil te houden. Dat vormt geen rechtvaardiging om het kartelverbod opzij te zetten.
De Nederlandse partijen werden ook beboet voor een tweede overtreding in het najaar van 1999. In die periode hebben zij het voor een nieuwe garnalenhandelaar onmogelijk gemaakt te bieden op de Nederlandse visafslagen.