Gedurende de tijd dat de juiste prestatie uitblijft, nadat zij opeisbaar is geworden, is de schuldenaar in verzuim. Soms treedt het verzuim pas in, nadat de schuldeiser een ingebrekestelling heeft gezonden aan de schuldenaar.
Een ingebrekestelling is een schriftelijke aanmaning, waarbij de schuldenaar een redelijke termijn voor nakoming wordt gesteld en hij aansprakelijk wordt gesteld voor alle schade, wanneer nakoming binnen deze termijn uitblijft. Onder ‘schriftelijk’ wordt in dit geval ook verstaan per e-mail of deurwaardersexploot.
In een ingebrekestelling moet de schuldeiser duidelijk aangeven van welke verbintenis hij nakoming verlangt. Of een termijn voor nakoming redelijk is, hangt af van alle omstandigheden van het geval (zoals de duur van de termijn, de aard van de prestatie en de benodigde, voorbereidende handelingen).
Hoofdregel is dat alle, in een overeenkomst voor de nakoming gestelde termijnen, fatale termijnen zijn. Dat geldt ook voor uitdrukkelijk overeengekomen betalingstermijnen. Een ingebrekestelling is dan dus niet nodig. Uit de aard van de overeenkomst, de aard van de verbintenis in kwestie of de overige omstandigheden van het geval kan echter volgen dat de termijn geen fataal karakter heeft. Het is daarom verstandig uitdrukkelijk vast te leggen dat een termijn fataal is.
Waarom is het belangrijk dat de schuldenaar in verzuim is?
Vanaf dat moment kan de schuldeiser ontbinding vorderen van de overeenkomst. Ook heeft de schuldeiser vanaf dat moment recht op (aanvullende) schadevergoeding.
Verzuim kan ook zonder ingebrekestelling intreden. De wet noemt een aantal gevallen, waarin het verzuim zonder ingebrekestelling intreedt, maar dit is geen limitatieve opsomming. Mede in verband met de hanteerbaarheid in de praktijk kan onder omstandigheden een beroep op het ontbreken van een ingebrekestelling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn of kan worden aangenomen dat op grond van de redelijkheid en billijkheid een ingebrekestelling achterwege kan blijven.
Een recente uitspraak van de Rechtbank Gelderland geeft een mooie illustratie van het belang van een deugdelijke ingebrekestelling.
AFW ontwerpt en fabriceert machines en onderdelen daarvan. Gedaagden treden onder meer op als agent voor verschillende opdrachtgevers met betrekking tot de levering van doorvoeringen en fittingen.
Gedaagden hebben vloeistofdichte afdichtingsmanchetten ontwikkeld. De manchetten worden ingezet voor het afdichten van leidingdoorvoeren en bestaan uit een combinatie van metalen en rubberen componenten. Bij tankstations worden de manchetten geplaatst in een frame waarop de tankzuil met de pomp is gemonteerd, zodat in het geval van lekkages de brandstof langs de buis stroomt en terecht komt op de manchetten, waardoor verdere doorloop naar de grond wordt voorkomen.
Op enig moment hebben partijen afgesproken dat AFW in opdracht van gedaagden manchetten met vol NBR-rubber gaat fabriceren in dezelfde uitvoering als de eerdere manchetten, dan wel een door AFW doorontwikkelde variant.
In de maanden augustus, september en oktober 2023 heeft gedaagden diverse bestellingen bij AFW geplaatst voor de levering van de door AFW te fabriceren manchetten.
In de maanden september, oktober en november 2023 heeft AFW de manchetten aan gedaagden geleverd.
AFW vordert bij de rechtbank dat gedaagden worden veroordeeld tot betaling van de facturen.
Gedaagden hebben de verschuldigdheid betwist. Zij hebben aangevoerd dat AFW is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst. Zij hebben daarom op hun beurt de ontbinding van de overeenkomst gevorderd.
Het verweer van AFW is dat zij niet in verzuim verkeert. Als dit komt te vast te staan, kan de overeenkomst in verband met de gestelde non-conformiteit van de manchetten niet worden ontbonden omdat in dit geval – waarin nakoming van de overeenkomst niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is – de bevoegdheid tot ontbinding pas ontstaat wanneer AFW in verzuim verkeert.
Gedaagden hebben in dit verband gesteld dat zij uit de omstandigheid dat AFW niet bereid was om de gebreken bespreekbaar te maken of te herstellen, mocht afleiden dat AFW de verbintenis niet zou nakomen. Het verzuim is daarom volgens gedaagden ingetreden zonder ingebrekestelling.
Verzuim treedt zonder ingebrekestelling in wanneer de schuldeiser (gedaagden) uit een mededeling van de schuldenaar (in dit geval AFW) mocht afleiden dat deze in de nakoming van de verbintenis zal tekortschieten.
De rechter is van oordeel dat deze situatie zich hier niet voordoet. Uit het enkele feit dat AFW de juistheid betwist van de destijds summier door gedaagden omschreven klachten over de manchetten, kan niet worden afgeleid dat zij niet tot herstel van de gestelde gebreken zou overgaan als zij daartoe in de gelegenheid was gesteld.
Door gedaagden is niet gesteld en evenmin is gebleken dat het verzuim op een andere wijze is ingetreden. Van verzuim aan de zijde van AFW is dus volgens de rechter geen sprake. Dit heeft tot gevolg dat gedaagden niet de bevoegdheid hebben om de ontbinding van de overeenkomst in rechte in te roepen.
Uit een en ander blijkt dat het zorgvuldig opstellen van B2B-contracten van belang is voor beantwoording van de vraag wanneer er sprake is van wanprestatie, verzuim en/of een ingebrekestelling vereist is en, zo ja, wat deze moet bevatten (e.g. welke termijn).
Afgezien daarvan is het van belang om -tijdig- advies in te winnen over de vraag wat te doen bij een tekortkoming van de wederpartij: Is het noodzakelijk de wederpartij (opnieuw) in verzuim te stellen door een ingebrekestelling? Wat moet daar dan precies instaan?
Uw verdere rechtspositie als crediteur (e.g. schadevergoeding en/of ontbinding) wordt daardoor bepaald.
Heeft u vragen naar aanleiding van deze blog of heeft u andere ondernemingsrechtelijke vragen, neemt u dan gerust vrijblijvend contact op met Marc Janssen of met een van de andere leden van de sectie EU-Mededinging of Procedures & Geschillenbeslechting.