Op 25 april 2013 is de Wet algemene bepaling omgevingsrecht (Wabo) op enkele punten gewijzigd. Een belangrijke wijziging voor de praktijk is dat het weer mogelijk is om voor een bouwplan eerst planologische toestemming te krijgen om vervolgens voor delen daarvan stapsgewijs een bouwvergunning te krijgen. Hierdoor is het mogelijk om eerst zekerheid te krijgen dat de bouw van een geheel project is toegestaan. Het uitvoeren daarvan kan (weer) gefaseerd worden uitgevoerd.
Voor sommige lezers zal deze mogelijkheid bekend in de oren klinken. Voor de invoering van de Wabo bestond deze mogelijkheid ook. Vaak werd dan voor bijvoorbeeld de bouw van 100 woningen eerst een vrijstelling van het bestemmingsplan aangevraagd. Daarna konden deze woningen stapsgewijs – bijvoorbeeld per 10 of 20 woningen – worden gerealiseerd nadat hiervoor een bouwvergunning was verkregen.
Aan deze goedwerkende praktijk is een einde gekomen bij de inwerkingtreding van de Wabo. Op grond van artikel 2.7, eerste lid, van de Wabo moest de aanvrager van een omgevingsvergunning, die betrekking had op een activiteit die behoorde tot verschillende categorieën activiteiten, als bedoeld in de artikelen 2.1 en 2.2 van die wet, ervoor zorg dragen dat de aanvraag betrekking had op elk van die activiteiten. De toestemming om van het bestemmingsplan af te mogen wijken (artikel 2.1 lid 1 onder c) en de toestemming om te bouwen (artikel 2.1 lid 1 onder a) zijn hierbij als onlosmakelijke activiteiten aan te merken. Het één, het bouwen, is immers onlosmakelijk verbonden met het ander, het afwijken van het bestemmingsplan.
Artikel 2.5 van de Wabo biedt overigens wel de mogelijkheid om gefaseerd voor een project een omgevingsvergunning aan te vragen. Beoordeeld naar de letter van de wet lijkt het op grond van deze bepaling uitsluitend de bedoeling dat in het geval voor bijvoorbeeld 100 woningen in de eerste fase voor alle woningen wordt verzocht om te mogen afwijken van het bestemmingsplan. In de tweede fase moest dan voor al deze 100 woningen tegelijkertijd een omgevingsvergunning voor het bouwen worden aangevraagd. Het ‘opknippen’ van deze tweede fase was niet mogelijk. Hiermee was met de invoering van de Wabo een faseringsmogelijkheid verloren gegaan, die onder het oude systeem van de Wro en Woningwet nog wel bestond. Dit is door de wetgever ongewenst geacht en bij de wetswijziging van 25 april 2013 gerepareerd.
Om deze problematiek te verhelpen is ervoor gekozen om deze twee activiteiten, het afwijken van het bestemmingsplan en de toestemming om te mogen bouwen, expliciet uit te sluiten van de verplichting om deze gezamenlijk aan te moeten vragen. Deze uitzondering is letterlijk opgenomen in het nieuwe artikel 2.7, eerste lid, tweede volzin van de Wabo. Met deze constructie wordt het weer mogelijk om, zoals vóór de inwerkingtreding van de Wabo het geval was, de omgevingsvergunning voor planologisch strijdig gebruik bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit het planologisch strijdig gebruik betrekking heeft, als het ware diverse malen ‘op de knippen’, al naar gelang dat in de concrete uitvoeringssituatie is gewenst.
Tot slot wordt er nog op gewezen dat op grond van artikel 2.25, eerste lid, van de Wabo een omgevingsvergunning geldt voor eenieder die het project uitvoert. Het feit dat de aanvrager om een omgevingsvergunning voor een vervolgactiviteit zoals bijvoorbeeld bouwen, mogelijk een ander is dan degene die in een eerder stadium de aanvraag om de omgevingsvergunning voor planologisch strijdig gebruik heeft gedaan, vormt daarom geen belemmering.
Samenvattend heeft de wetgever bij deze wijziging van de Wabo enkele - voor de praktijk belangrijke - kinderziektes uit de Wabo gehaald. Het in de praktijk goedwerkende systeem van het op grond van een vrijstelling gefaseerd aanvragen van bouwvergunningen, is met deze wijziging in ere hersteld.
Extra verwijzing: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2013-144.html