Het hof moet opnieuw beoordelen of de leden van popgroep Golden Earring (Kooymans c.s.) de overeenkomsten kunnen beëindigen die zij gedurende de periode 1971-1991 hebben gesloten met een aantal vennootschappen van Willem van Kooten (Nanada c.s.). Dat heeft de Hoge Raad vandaag beslist.
Met deze overeenkomsten hebben Kooymans c.s. een deel van hun auteursrecht, (het ‘uitgaverecht’) op een groot aantal muziekwerken, voor de duur van het auteursrecht op die werken, overgedragen aan Nanada c.s. Deze vennootschappen hebben op grond van de overeenkomsten de verplichting de betrokken werken te promoten en exploiteren. Kooymans c.s. hebben in augustus 2010 aan Nanada c.s. laten weten de overeenkomsten te willen ontbinden, omdat Nanada c.s. naar hun mening onvoldoende aan promotie en exploitatie hebben gedaan. Nanada c.s. hebben die ontbinding niet geaccepteerd en zijn een procedure tegen Kooymans c.s. begonnen. In die procedure hebben Kooymans c.s. de overeenkomsten, voor zover de ontbinding geen stand zou houden, opgezegd.
De rechtbank heeft geoordeeld dat Nanada c.s. inderdaad te weinig aan promotie en exploitatie hebben gedaan en dat Kooymans c.s. daarom het recht hadden de overeenkomsten te ontbinden. In hoger beroep oordeelde het hof anders: omdat Kooymans c.s. nooit eerder hadden geklaagd over de wijze waarop Nanada c.s. aan hun verplichtingen voldeden, hadden Kooymans c.s. geen recht de overeenkomsten te ontbinden. Maar zij mochten deze wel opzeggen, met ingang van augustus 2011. Daarvoor hoefden Kooymans c.s. volgens het hof geen reden op te geven.
Nanada c.s. hebben tegen die beslissing cassatieberoep bij de Hoge Raad ingesteld. Zij menen dat sprake is van overeenkomsten voor bepaalde tijd, namelijk voor de duur van het auteursrecht (dat pas eindigt 70 jaar na de dood van het laatste bandlid) en dat de overeenkomsten niet tussentijds opzegbaar zijn. Voor het geval dat onjuist zou zijn, vinden zij dat in elk geval een gegronde reden nodig was voor de opzegging. Nanada c.s. hebben erop gewezen dat muziekuitgevers er van moeten kunnen uitgaan dat auteurs en artiesten met hen gesloten exploitatieovereenkomsten niet (zomaar) kunnen opzeggen, omdat zij op hun beurt veel in de carrière van deze auteurs en artiesten investeren.
Kooymans c.s. hebben cassatieberoep ingesteld voor het geval het beroep van Nanada c.s. mocht slagen. Zij betogen onder meer dat zij niet eerder hoefden te klagen. Ze vinden dat ze in elk geval wat betreft de periode direct voorafgaand aan de ontbinding in augustus 2010, op tijd hebben geklaagd.
De Hoge Raad heeft beide cassatieberoepen gegrond geoordeeld. De overeenkomsten konden wel worden opgezegd, maar niet zonder zwaarwegende reden. Daarbij heeft de Hoge Raad de maatschappelijke opvattingen betrokken die blijken uit de wetsgeschiedenis van een nieuwe wet. Die is per 1 juli 2015 is ingevoerd en geeft auteurs de mogelijkheid muziekuitgave-overeenkomsten te ontbinden als de uitgever de werken onvoldoende exploiteert. Verder heeft de Hoge Raad geoordeeld dat Kooymans c.s. in elk geval tijdig hebben geklaagd voor zover het gaat om de periode direct voorafgaand aan de ontbinding.
Een ander hof moet nu opnieuw bekijken of Kooymans c.s. de overeenkomsten konden ontbinden wegens onvoldoende exploitatie, dan wel een gegronde reden hadden de overeenkomsten op te zeggen.
Bron: www.rechtspraak.nl
Onderliggende uitspraak.