Op 18 november 2011 heeft de Hoge Raad (LJN: BU4937) bepaald dat kinderalimentatie volgens de wet niet systematisch voorrang heeft bij schuldsanering. De rechter-commissaris die in een schuldsanering de hoogte van de beslagvrije voet (het deel van het inkomen dat degene die in een schuldsanering verkeert vrij mag besteden) bepaalt, dient per geval af te wegen of die verhoogd dient te worden met een bedrag dat bestemd is voor de betaling van kinderalimentatie.
Casus
Partijen zijn gewezen echtelieden. Uit het huwelijk van partijen zijn twee kinderen geboren. De man (inmiddels hertrouwd) verzoekt de rechtbank om de door hem betaalde kinderalimentatie (€ 150,-- per kind per maand) op nihil te stellen, aangezien hij in de schuldsanering is beland. De rechtbank wijst het verzoek af. Het hof stelt de door de man te betalen kinderalimentatie op € 136,-- per kind per maand. In het Rapport Alimentatienormen (ook wel “Tremarapport” genoemd, geen wet in formele zin, maar een praktijkrichtlijn) is namelijk een passage opgenomen waaruit blijkt dat in het geval de onderhoudsplichtige (in dit geval de man) is toegelaten tot de schuldsanering, ervan kan worden uitgegaan dat zijn vrij te laten bedrag (beslagvrije voet) is, dan wel zal worden verhoogd (door de rechter-commissaris) met de bij de rechterlijke uitspraak vastgestelde kinderalimentatie, zij het per kind tot een maximum van € 136,-- per maand [1].
Wet
In artikel 295 lid 3 van de Faillissementswet staat beschreven dat de rechter-commissaris op verzoek van de schuldenaar, de bewindvoerder dan wel ambtshalve de beslagvrije voet (bedraagt over het algemeen 90% van de bijstandsnorm) kan verhogen met een vast te stellen nominaal bedrag. Er is dus sprake van een discretionaire bevoegdheid van de rechter-commissaris. Deze heeft aldus de bevoegdheid maar niet de verplichting om de beslagvrije voet met een bijdrage in de kosten van de kinderen te verhogen. Bovenstaande uitspraak van het hof wijst echter uit dat alimentatierechters ervan uitgaan dat rechters-commissarissen systematisch de verhoging van de beslagvrije voet toestaan wanneer de saniet (degene die in de schuldsanering is beland) verplicht is kinderalimentatie te betalen.
Hoge Raad
De Hoge Raad heeft bovenstaande redenering van het hof gesanctioneerd en geoordeeld dat deze in strijd is met de wet. De rechter-commissaris dient bij het bepalen van de beslagvrije voet niet systematisch een verhoging toe te passen voor het betalen van kinderalimentatie. Enkel in individuele gevallen, rekening houdend met alle omstandigheden van het geval, kan de rechter-commissaris een verhoging toepassen. Met name overweegt de Hoge Raad dat het de rechtsvormende taak van de rechter te buiten gaat om, op basis van een richtlijn (het Tremarapport) en niet de wet, de kinderalimentatievordering een feitelijke voorrangspositie ten opzichte van de (overige) in de schuldsanering betrokken vorderingen te verlenen. Dit klemt temeer, zo stelt de Hoge Raad, nu door de minister in 2010 naar aanleiding van een in de Tweede Kamer aangenomen motie een onderzoek in het vooruitzicht is gesteld naar de vraag of aan onderhoudsverplichtingen jegens minderjarigen een wettelijk voorrecht moet worden toegekend.
Conclusie
Op basis van de huidige wetgeving mag de rechter-commissaris bij het bepalen van de hoogte van de beslagvrije voet bij schuldsanering aldus niet systematisch (hoogstens in individuele gevallen) een verhoging verlenen voor de betaling van kinderalimentatie. Het is de wetgever die dient te bepalen of er een dergelijke voorrang boven andere schuldeisers dient te komen. Uit de wetsgeschiedenis kan worden afgeleid dat het veeleer de bedoeling is dat de onderhoudsplichtige zich in verband met de toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling tot de alimentatierechter wendt met het verzoek om de alimentatiebijdrage te verlagen of op nihil te stellen, dan dat de rechter-commissaris systematisch de beslagvrije voet verhoogd en aanpast aan de uitspraak van de alimentatierechter.
Men kan discussiëren over de vraag of het redelijk en wenselijk is dat ‘andere’ schuldeisers in een schuldsanering voorrang moeten krijgen boven de kosten van de kinderen van de saniet uit een vorige relatie, of juist andersom. Die vraag beantwoordt de Hoge Raad niet; deze overweegt alleen dat de beantwoording toekomt aan de wetgever, niet aan de rechter(-commissaris).
[1] Zie hierover het artikel van mr. B. van den Anker, Nieuw uitgangspunt: kinderalimentatie en schuldsanering, EB 2010, afl. 10, p. 165-167.