Reactie naar aanleiding van vzr. Rechtbank 's-Gravenhage 19 maart 2010, KG ZA10-225, B9 8690, Room Seven B.V. tegen Blokker B.V. In het arrest Van Gelder/Van Rijn heeft de Hoge Raad voor het eerst bepaald dat stijl niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt. Deze leer is in 1995 nogmaals door de Hoge Raad bevestigd in Decaux/Mediamax. De rechtsregel “Stijl is niet beschermd” lijkt daarmee op het eerste gezicht helder. Toch leidt deze regel in de praktijk veelvuldig tot afbakeningsproblemen. In veel industriële vormgevingzaken moet uiteindelijk de belangrijke vraag worden beantwoord: “waar houdt stijl op en waar beginnen de auteursrechtelijk beschermde trekken zoals geïntroduceerd door de Hoge Raad in het Una Voce Pariculare-arrest?”
Ook de Room Seven/Blokker uitspraak is weer een voorbeeld van een zaak waarin de rechter zich moest buigen over waar de grens tussen (onbeschermde) stijl en het auteursrecht ligt. Veel feitenrechters worstelen met deze vraag, maar naar onze mening heeft de Haagse voorzieningenrechter in deze zaak precies de juiste maatstaf aangelegd. Zie hieronder r.o. 4.7:
“4.7. (…) Aan Blokker kan worden nagegeven dat het gebruik van de afbeelding van een roos een ieder vrij staat, evenals het gebruik van de Polka dot (een effen achtergrond met witte stippen). De specifieke combinatie van de kenmerkende elementen, zoals in de Polka Red Rose print, kan echter wel als een oorspronkelijk werk worden aangemerkt dat het persoonlijk stempel van de maker draagt. Uit de door Blokker overgelegde voorbeelden (…) blijkt dat er vele verschillende manieren zijn waarop je een roosdessin – ook binnen dezelfde stijl – kunt vormgeven en dat op zeer veel punten creatieve keuzes mogelijk zijn en door de maker van de Polka Red Rose print ook zijn gemaakt. Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat Room Seven zich niet op het standpunt stelt dat de roosdessins in dezelfde stijl inbreuk zouden maken op haar auteursrecht, maar slechts bezwaar maakt tegen het overnemen van de combinatie van auteursrechtelijk beschermde trekken uit de Polka Red Rose print in de door Blokker gebruikte dessins. De stelling dat het oordeel dat de door Blokker toegepaste dessins inbreuk maken op de print van Room Seven zou neerkomen op stijlbescherming, zoals door Blokker is aangevoerd, wijst de voorzieningenrechter dan ook van de hand.”
Zie eveneens Wim Maas, de auteursrechtelijke implicaties van stijl, B9 3435
Eerst stelt de Voorzieningenrechter terecht vast dat het gebruik van de afbeelding van een roos en de Polka dot een ieder vrij staat. Met andere woorden, Room Seven kan het niemand verbieden om ook een roos en de Polka dot print aan te brengen op bijvoorbeeld een poef, een fietstas of zadelhoes, zoals in casu Blokker had gedaan. Vervolgens oordeelt de rechter echter dat de specifieke combinatie van kenmerkende elementen uit de Room Seven print wel als een auteursrechtelijk beschermd werk kan worden aangemerkt. Een roosdessin kan volgens de Voorzieningenrechter binnen een bepaalde stijl immers ook op (zeer veel) andere manieren worden vormgegeven. Daarmee beantwoordt de Voorzieningenrechter de twee belangrijkste vragen die altijd moeten worden gesteld in zaken waarin stijl moet worden afgebakend van het auteursrecht:
- Is de specifieke combinatie van stijlelementen als zodanig oorspronkelijk en draagt het de persoonlijke stempel van de maker?
- Kunnen de stijlelementen ook op andere manieren worden vormgegeven?
Indien op één van deze twee vragen bevestigend moet worden geantwoord, is er naar onze mening sprake van een auteursrechtelijk beschermd werk.
Stijlelementen spelen mee
Dit heeft naar onze mening tot gevolg dat ook de in beginsel onbeschermde stijlelementen wel degelijk een (belangrijke) rol kunnen spelen bij de inbreukvraag. Volgens vaste jurisprudentie is de totaalindruk van een werk beslissend bij de inbreukvraag in het auteursrecht (zie HR Una Voce Particulare-arrest). Teneinde de totaalindruk van een werk in kaart te brengen – en daarmee dus de beschermingsomvang van het werk – plegen feitenrechters nogal eens de stijlelementen uit het werk te ‘filteren’. Een voorbeeld van ‘filteren’ biedt het vonnis van de rechtbank ’s-Gravenhage in de zaak van Stokke tegen Fikszo. Wij zijn van mening dat hiermee geen recht wordt gedaan aan de toepassing van het totaalindrukken-criterium. Het vergelijken van totaalindrukken – het woord zegt het ook al – kan alleen plaatshebben indien werken in hun totaliteit met elkaar worden vergeleken. Zo gaf Gerbrandy in zijn Kort commentaar op de Auteurswet reeds aan dat: "om te beslissen of er is 'bewerking of nabootsing' vergelijke men niet onderdeel met onderdeel, element met element, maar men legge het origineel als geheel naast het latere werk als geheel." Dus ook eventuele stijlkenmerken behoren in deze vergelijking te worden betrokken. Een vergelijking van gehele werken doet immers recht aan de subjectieve keuzes die de ontwerper heeft gemaakt tijdens de creatie van het werk. Die subjectiviteit ligt eveneens ten grondslag aan de keuze voor het toepassen en vormgeven van bepaalde stijlelementen en dergelijke keuzes moeten ons inziens worden gerespecteerd als integraal onderdeel van het totale werk. Het zou afbreuk doen aan de aard van het werk, indien wij – juristen – achteraf het feitelijke werk van de maker terugbrengen tot een fictief, gefilterd werk.
NB: Van het prijswinnend design van de TRIPP TRAPP kinderstoel bleef in het vonnis van de rechtbank inzake Stokke/Fikszo niet meer over dan een cursieve hoofdletter L. Die benadering strookt naar onze mening niet met de Auteurswet en de totaalindrukken-leer van de Hoge Raad. Het auteursrecht ziet immers niet op de bescherming van ‘trekken’, maar op ‘werken’ in hun geheel.
Conclusie
Wij zien in deze Room Seven / Blokker uitspraak een goed voorbeeld van hoe om te gaan met stijl binnen het auteursrecht. Hoewel een en ander – zoals in elke zaak van intellectuele eigendomsrecht – nauw samenhangt met de feiten van het geval, met name het Umfeld, heeft de Haagse voorzieningenrechter in deze zaak een juridisch dogmatische keuze gemaakt om stijlelementen in beginsel een plaats te gunnen als integraal onderdeel van het werk als bedoeld in de Auteurswet. Pas als de specifieke combinatie van stijlelementen of de stijlelementen niet of nauwelijks op een andere wijze kunnen worden vormgegeven, kan er geen sprake zijn van een auteursrechtelijk beschermde trek. Hiermee heeft de Haagse Voorzieningenrechter naar onze mening de enige juiste maatstaf toegepast.