Al enige tijd wordt door de wetgever gewerkt aan een wetsvoorstel dat winstuitkeringen door zorginstellingen onder bepaalde restricties mogelijk moet maken, met mede als doel het aantrekken van private investeerders (*1). Recent is de behandeling van dit wetsvoorstel door minister Schippers uitgesteld.
De meeste zorginstellingen dienen over een zogenoemde toelating te beschikken als bedoeld in de Wet toelating zorginstellingen (“Wtzi”) Een dergelijke “toegelaten” zorginstelling mag in beginsel geen winstoogmerk hebben. Gevolg hiervan is dat de gezondheidszorg voor private investeerders tot op heden een weinig interessant investeringsterrein is: er mag immers geen winst worden uitgekeerd (*2).
De regering heeft onderkend dat de gezondheidszorg onder voorwaarden gebaat kan zijn bij het aantrekken vanprivateinvesteerders die bij voorbeeld door middel van aandelenkapitaal participeren in zorginstellingen. Dit is ook de reden dat minister Schippers begin 2012 een wetsvoorstel heeft ingediend bij de Tweede Kamer dat –kort gezegd- winstuitkeringen aanprivateinvesteerders onder bepaalde restricties mogelijk moet maken. Een van die restricties is dat geen winstuitkeringen mogen worden gedaan gedurende drie jaren na de eerste investering door de desbetreffende investeerder.
Het wetsvoorstel leidde tot de nodige commotie, zowel onder voor- als tegenstanders daarvan. Tegenstanders vrezen datprivateinvesteerders te veel gericht zullen zijn op het behalen van winst en minder op de belangen van de patiënt. Ook in de Eerste kamer lijkt het wetsvoorstel op kritiek te zullen stuiten. De minister heeft (mede om deze reden) besloten verdere behandeling van het wetsvoorstel uit te stellen en wil eerst door middel van een amendement nadere aanpassingen in het wetsvoorstel doorvoeren die met name (nog meer dan al het geval is) moeten waarborgen dat investeren in de gezondheidszorg alleen voor investeerders met een lange termijn strategie aantrekkelijk is. Hierbij probeert de minister de wind uit de zeilen te halen van de tegenstanders vanprivateinvesteerders in de zorg.
Het is wat ons betreft te hopen dat met deze aanpassingen het wetsvoorstel de eindstreep zal halen. Temeer nu het voor zorginstellingen steeds moeilijker wordt om bancaire financiering aan te trekken. Dit komt onder meer omdat zorgverzekeraars bij zorginstellingen veelal bedingen dat zorginstellingen op hun vorderingen op de zorgverzekeraar geen pand- (of andere zekerheids-) rechten mogen vestigen ten gunste van derden (waaronder banken). Banken zijn daardoor huiverig met het verstrekken van financieringen aan zorginstellingen en indien zij desondanks financieren, rekenen zij hoge rentes en bedingen zij ruime opzegmogelijkheden in hun financieringsdocumentatie (*3).
Hoe meer banken zich terugtrekken uit de zorgsector, hoe groter de noodzaak wordt om alternatieve financieringsbronnen aan te trekken. De toetreding vanprivateinvesteerders in de gezondheidszorg is een van de mogelijkheden die in dat kader soelaas kunnen bieden.
(*2) Wij verwijzen voor een uitgebreide uiteenzetting over de voor- en nadelen van winstuitkeringen in de zorg en het hanteren van bepaalde rechtsvormen door zorginstellingen naar Keukens/Vissers, “Winstuitkeringen aan private investeerders in de zorg”, O&F 2012 (20)1.
(*3) Vgl. Olsthoorn, “Zorginstellingen duurder uit bij banken”, FD 17 januari 2014.