Wet Corporate Governance ingevoerd

expertise:

Ondernemingsrecht - M&A

nieuwsbrief:

Wilt u meer weten over dit onderwerp, schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

06 augustus 2013

Op 1 juli jl. is de Wet Corporate Governance ("WCG") ingevoerd. Door middel van deze wet wordt de wet- en regelgeving zoals neergelegd in onder meer de Wet Financieel Toezicht, boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet Giraal Effectenverkeer op bepaalde punten gewijzigd en aangevuld. De meeste onderdelen van de WCG gelden uitsluitend voor beursvennootschappen, maar sommige onderdelen zijn tevens van toepassing op alle NV’s. 

De Corporate Governance Code
Sinds 2003 kennen we in Nederland al een Corporate Governance Code ("Code"), die destijds door de toenmalige commissie Tabaksblat is vastgesteld. In december 2008 is die Code geactualiseerd door de commissie Frijns, waarna de geactualiseerde versie van de Code op 1 januari 2009 in werking is getreden. De Code is van toepassing op -kort gezegd- Nederlandse beursvennootschappen. De Code moet in beginsel door beursvennootschappen worden toegepast. Bij niet-toepassing van een bepaling van de Code dient de desbetreffende vennootschap daarover een toelichting te verschaffen in het jaarverslag. In de Code worden onder meer regels gegeven met betrekking tot de verhoudingen tussen het bestuur, de raad van commissarissen en de aandeelhouders binnen vennootschappen, alsmede inzake externe verslaggeving.

De Wet Corporate Governance
De invoering van de WCG vormt in feite een nieuw hoofdstuk in de groeiende rol van beginselen van corporate governance in het Nederlandse ondernemingsrecht. Ook na invoering van de WCG blijft de Code overigens gewoon van kracht. Met invoering van de WCG, die geldt voor beursvennootschappen (en voor een gedeelte voor alle NV’s), wordt echter een aantal aanvullende onderwerpen wettelijk vastgelegd. Dit is het gevolg van een advies van de Monitoring Commissie Corporate Governance uit 2007. Kerndoel van invoering van de WCG is het verbeteren van de corporate governance structuur van vennootschappen door de dialoog tussen bestuur en aandeelhouders binnen de vennootschap te verbeteren.

Een in het oog springend aspect dat in de WCG is geregeld (zeker in het licht van de voornoemde intentie om de dialoog tussen het bestuur en de aandeelhouders te verbeteren) is dat de drempel die geldt voor het uitoefenen van het recht om onderwerpen op de agenda van algemene vergaderingen van aandeelhouders van NV’s te plaatsen, wordt verhoogd van 1% naar 3%. Slechts aandeelhouders die alleen of gezamenlijk minimaal 3% van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen hebben voortaan dus het recht om onderwerpen op de agenda te plaatsen. Hiermee wordt voorkomen dat kleine aandeelhouders al te snel een zware stempel kunnen drukken op (de agenda van) de algemene vergadering van aandeelhouders. Wanneer de statuten van een NV echter nog steeds bepalen dat aandeelhouders die tezamen 1% van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen het genoemde agenderingsrecht mogen uitoefenen, geldt nog steeds de drempel van 1%. NV’s dienen hun statuten op dit punt dus kritisch te bekijken.

Een ander opvallend onderwerp dat is geregeld in de WCG (en uitsluitend geldt voor beursvennootschappen) is dat de melding van zeggenschapsrechten aan de AFM, zoals neergelegd in de Wet Financieel Toezicht, is gewijzigd. Dit meldingspercentage wordt verlaagd van 5% naar 3%. Reeds wanneer een aandeelhouder 3% van het geplaatste kapitaal houdt, dient dus melding te worden gedaan. Achtergrond van deze wijziging zou zijn dat de beursvennootschap op deze manier in een vroeger stadium kan identificeren wie haar grotere aandeelhouders zijn.

Een hiermee in lijn liggende noviteit is dat voor beursvennootschappen in de Wet Giraal Effectenverkeer onder meer zal worden geregeld dat de desbetreffende beursvennootschap (of een minimaal 10% aandeelhouder daarvan) aan de verschillende instanties die betrokken zijn bij de girale administratie van de aandelen in die beursvennootschap, onder bepaalde restricties kan verzoeken om de identiteit van de aandeelhouders bekend te maken. Het betreft dan uitsluitend gegevens van aandeelhouders die minimaal 0,5% van de aandelen in het geplaatste kapitaal van de desbetreffende beursvennootschap houden. Waar voorheen aandeelhouders ten opzichte van de beursvennootschap dus betrekkelijk anoniem konden blijven, krijgen beursvennootschappen op deze manier een vrij vergaande mogelijkheid om te onderzoeken wie hun aandeelhouders zijn.