Wangedrag en het effect op (de hoogte van de) partneralimentatie

expertise:

Familie- & Erfrecht

nieuwsbrief:

Wilt u meer weten over dit onderwerp, schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

18 mei 2014

In een recente uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch is het verzoek van de vrouw om een bijdrage in haar levensonderhoud van de man definitief afgewezen op grond van wangedrag aan de zijde van de vrouw. Welke factoren spelen een rol bij de vraag of een beroep op wangedrag wordt gehonoreerd?

Wettelijk kader

Op grond van artikel 1:157 lid 1 BW dient de rechter rekening te houden met alle omstandigheden van het geval bij de beoordeling van de vraag of er een bijdrage in het levensonderhoud aan de andere echtgenoot moet worden toegekend, met name ook met de gedragingen van de onderhoud verzoekende echtgenoot jegens de ander.

Uit de jurisprudentie volgt dat de alimentatieverplichting wordt beëindigd (of gematigd), als niet langer sprake is van lotsverbondenheid. Deze lotsverbondenheid bestaat uit twee wezenlijke elementen. Enerzijds dienen de echtgenoten een zekere verantwoordelijkheid ten opzichte van elkaar te voelen, anderzijds dienen zij een zeker vertrouwen in elkaar te stellen.

Een beroep op wangedrag wordt niet snel gehonoreerd vanwege de onherroepelijke en grote financiële consequenties die daarvan het gevolg kunnen zijn. Voorts dient bedacht te worden dat het op zichzelf niet ongebruikelijk is dat een relatiebreuk dan wel echtscheiding gepaard gaat met de nodige emoties. Niet iedere vorm van wangedrag is daarom aanleiding om de onderhoudsverplichting te matigen of te beëindigen. Maar men kan ook te ver gaan. In bepaalde (uitzonderlijke) gevallen kan grievend gedrag van één der echtgenoten ten opzichte van de ander tot de conclusie leiden dat aan iedere lotsverbondenheid tussen de gewezen echtgenoten een einde is gekomen en dat in redelijkheid een bijdrage in de vorm van levensonderhoud niet van de onderhoudsplichtige kan worden gevergd. Ook kan grievend gedrag van één van de gewezen echtgenoten tegenover de ander aanleiding zijn om de onderhoudsverplichting te matigen (of in duur te beperken).

Het is met name van belang dat de onderhoudsplichtige zich door de gedragingen van de ander dusdanig gegriefd voelt (subjectief oordeel) dat van enige lotsverbondenheid aan zijn/haar zijde niet langer sprake kan zijn. Daarbij spelen bijvoorbeeld de intenties van de onderhoudsgerechtigde echtgenoot bij zijn/haar gedragingen en wetenschap van de mogelijke consequenties van zijn/haar handelingen voor de onderhoudsplichtige een belangrijke rol.

Wangedrag

In de casus die speelde bij het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch had de vrouw ten tijde van de echtscheidingsprocedure (en achter de rug van de man om) contact gezocht met de voormalig werkgever van de man, waarmee de man in een arbeidsconflict verwikkeld was (*1). De door de vrouw afgelegde, belastende verklaring en door haar aan de voormalig werkgever van de man overhandigde en onrechtmatig verkregen documenten heeft de voormalig werkgever van de man tegen hem gebruikt in het arbeidsconflict. Daarnaast heeft de vrouw zich meerdere keren laatdunkend over de man uitgelaten en vernielingen van zijn eigendommen aangericht.

Uit de jurisprudentie volgt dat dergelijke gedragingen van de onderhoudsgerechtigde jegens de werkgever (of personeel) van de onderhoudsplichtige kunnen leiden tot beëindiging van de lotsverbondenheid en alimentatieverplichting (*2). Datzelfde geldt voor vernielingen die door de onderhoudsgerechtigde aan goederen van de onderhoudsplichtige worden aangericht (*3), in combinatie met ander grievend gedrag.

In dit specifieke geval was het hof van oordeel dat de vrouw met haar gedragingen doelbewust de man heeft proberen te benadelen (althans dat risico voor lief heeft genomen), hetgeen emotionele en financiële consequenties voor de man heeft gehad en zijn mogelijkheden op de arbeidsmarkt aanzienlijk heeft beperkt. Om die reden acht het hof de lotsverbondenheid (als grondslag voor het opleggen van partneralimentatie) definitief verbroken en ziet het hof aanleiding om geen alimentatieverplichting aan de man jegens de vrouw op te leggen.

Conclusie

Bij de beoordeling of een verzoek tot partneralimentatie moet worden gehonoreerd, kunnen de wangedragingen van de onderhoud verzoekende (mits ernstig genoeg) een doorslaggevende rol spelen bij de vraag of er nog sprake is van enige lotsverbondenheid aan de zijde van de onderhoudsplichtige. Een dergelijk beroep dient uitvoerig te worden gemotiveerd en onderbouwd met bewijsstukken.

_____________

(*1) De uitspraak zal verschijnen in RFR juli/augustus 2014.

(*2) Gerechtshof Amsterdam 9 november 2006, LJN AZ9605, Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 9 juni 2009, LJN BI8683, Gerechtshof ’s-Gravenhage, LJN BJ4775 en Rechtbank ’s-Gravenhage 1 juli 2008, LJN BG4857.

(*3) Rechtbank Haarlem 19 september 2006, LJN BA1734 (bekrassen auto) en Gerechtshof ’s-Gravenhage 5 juli 2009, LJN BJ5041 (vernielen auto).