Ontslag tijdens proeftijd houdt stand op basis van geldig proeftijdbeding

31 december 2000

Werknemer is gedurende een jaar in dienst geweest bij werkgever B en heeft in dat jaar ook werkzaamheden verricht voor werkgever A. Na de arbeidsovereenkomst van een jaar, treedt werknemer bij werkgever A in dienst. Hiervoor ondertekent de werknemer een nieuwe arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor de duur van een jaar. In deze arbeidsovereenkomst is opgenomen dat een proeftijd geldt van een maand.

Werknemer wordt in haar proeftijd ontslagen en zij stelt dat het opnemen van het proefbeding niet is toegestaan, omdat zij steeds dezelfde werkzaamheden heeft verricht voor zowel A als B. Volgens werknemer zou er sprake zijn van een doorlopend dienstverband en werknemer beroept zich op het feit dat zij niet akkoord is gegaan met de arbeidsovereenkomst en deze ook niet heeft ondertekend.

De Kantonrechter oordeelt dat voor zover de werknemer haar vordering baseert op de stelling dat zij niet schriftelijk akkoord is gegaan met het door de werkgever voorgestelde proeftijdbeding, de Kantonrechter daar vooralsnog aan voorbij gaat. Uit het door de werkgever aan haar voorgelegde concept van de arbeidsovereenkomst kon de werknemer opmaken dat de werkgever uitging van een proeftijd van een maand en dat dit schriftelijk werd vastgelegd. In haar reactie op het concept heeft de werknemer twee punten aan de orde gesteld die niets van doen hadden met dat beding.

Ook anderszins is niet gebleken dat enig bezwaar bestond tegen de proeftijd, ook niet nadat de werkgever een op de onderdelen ‘functie’ en ‘salaris’ gewijzigd concept had toegezonden. Onder deze omstandigheden moet worden ingeschat dat een beroep op een ontbrekende gebondenheid aan het proeftijdbeding wegens het niet ondertekend hebben van het door werkgever opgestelde arbeidscontract geen stand zal houden, waardoor afwijzing van het verzoek volgt.

(Rechtbank Zwolle-Lelystad 21 augustus 2009, BH6947)