Framen en embedden geen auteursrechtinbreuk

expertise:

Intellectueel Eigendomsrecht

nieuwsbrief:

Wilt u meer weten over dit onderwerp, schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

16 november 2014

Op 21 oktober 2014 heeft het Europese Hof van Justitie (‘HvJ EU’) arrest gewezen in de zaak die bekend staat onder de naam BestWater. Het HvJ EU heeft kort gezegd geoordeeld dat het framen of het embedden van openbaar toegankelijke, auteursrechtelijk beschermde content op een andere website niet wordt gekwalificeerd als een auteursrechtinbreuk. Het embedden van rechtmatig openbaar gemaakte content op andere websites is zelfs toegestaan als de indruk wordt gewekt dat de content niet op een andere website staat, maar op de website van de “embedder”. Dit oordeel van het HvJ EU is in lijn met het eerder gewezen Svensson-arrest.

Klik hier voor de eerdere berichtgeving van BANNING over het Svensson-arrest.

De BestWater zaak ging om het gebruik van een video van BestWater die was geplaatst op YouTube en vervolgens door middel van een embedded link op de website van de wederpartij was geplaatst. Uit het Svensson-arrest wisten we al dat het linken naar auteursrechtelijk beschermde content heeft te gelden als een ‘mededeling aan het publiek’. In Svensson oordeelde het HvJ EU dat door het linken naar rechtmatig openbaar gemaakte content geen nieuw publiek wordt bereikt: dat publiek is volgens het HvJ EU namelijk hetzelfde als dat de rechthebbende voor ogen had toen hij zijn content openbaar maakte. Om die reden is er in die gevallen geen sprake van auteursrechtinbreuk.

Ook had het HvJ EU in Svensson al aangegeven dat het voor de wijze van linken niet uitmaakt of degene die de link plaatst de indruk wekt dat de content van hemzelf afkomstig is. Hierbij werd – zonder dat dit als zodanig is benoemd in het Svensson-arrest – direct gedacht aan de technieken framen en embedden, waarbij content afkomstig van een andere website wordt getoond binnen de kaders van een andere website. In BestWater oordeelt het HvJ EU nu expliciet dat ook in dat geval geen sprake is van een auteursrechtinbreuk, omdat daarmee geen nieuw publiek wordt bereikt.

De conclusie lijkt dus eenvoudig: framen en embedden is geen inbreuk.

Opmerkelijk is echter dat BestWater heeft aangevoerd dat de YouTube video zonder haar toestemming openbaar was gemaakt (en dus illegale content betrof), maar dat het HvJ EU hier in zijn oordeel volledig aan voorbijgaat. Onduidelijk is of het HvJ EU hiermee heeft bedoeld dat ook het embedden van illegale content geen auteursrechtinbreuk kan zijn of dat deze omstandigheid om een andere reden buiten beschouwing is gebleven.

Is de eenvoudige conclusie dat framen en embedden altijd is toegestaan dan wel terecht?

Niet zonder meer zou ik menen. Framen of embedden van illegale content valt volgens mij buiten de reikwijdte van het oordeel van het HvJ EU, omdat in die gevallen een ander publiek wordt bereikt dan de rechthebbende voor ogen had (er is dan immers geen toestemming voor het openbaar maken van de content op die plek gegeven). Het framen of embedden van een illegale streamingdienst (bijvoorbeeld illegale aanbieders van livestreams van Eredivisie wedstrijden of Formule 1 uitzendingen) zou volgens mij dus als inbreuk door de ‘embedder’ of ‘framer’ moeten worden aangemerkt.

Ook het framen of embedden van rechtmatig openbaar gemaakte content kan toch leiden tot een auteursrechtinbreuk, bijvoorbeeld wanneer daarmee content wordt getoond die uitsluitend met een password beschikbaar is.

Tot slot ziet het oordeel van het HvJ EU uitsluitend op de uitleg van het auteursrecht en niet op bijvoorbeeld algemene (nationale) leerstukken zoals de onrechtmatige daad. Op grond van de onrechtmatige daad kan framen en embedden mogelijk toch worden gestopt. Ik denk hierbij aan het profiteren van andermans rechtmatig openbaar gemaakte content door deze te tonen binnen de kaders van een andere website, die feitelijk niet meer is dan een digitaal aanplakbord voor advertenties. Beargumenteerd kan worden dat een derde zich hiermee ongerechtvaardigd verrijkt (advertentie-inkomsten) gebruikmakend van het bedrijfsdebiet van een ander.