Een geheime relatie: grond voor vernietiging van een samenlevingsovereenkomst?

expertise:

Familie- & Erfrecht

nieuwsbrief:

Wilt u meer weten over dit onderwerp, schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

20 november 2012

Op 4 september 2012 (LJN BX8422) deed het Hof Arnhem een interessante uitspraak. Het vernietigde een tussen partijen gesloten samenlevingsovereenkomst, nu de man bij het aangaan van de samenlevingsovereenkomst in de onjuiste veronderstelling verkeerde dat de vrouw haar relatie met een andere man had beëindigd. Wat was er aan de hand?

Partijen hadden van 1980 tot 2007 een relatie. Uit deze relatie waren drie kinderen geboren. Tijdens de relatie van partijen had de vrouw in 2003 een relatie met een andere man. De man raakte daarvan op de hoogte waarna partijen, na hierover meermalen en uitvoerig gesproken te hebben, gezamenlijk besloten hun relatie voort te zetten. Zij maakten plannen om te huwen en stelden in verband daarmee huwelijkse voorwaarden op. Voor de periode tot het voorgenomen huwelijk sloten zij op 3 augustus 2004 een samenlevingsovereenkomst. Daarin kreeg de vrouw een aanspraak op het vermogen van de man. Op 29 april 2005 sloten zij een gewijzigde samenlevingsovereenkomst. Van een huwelijk is het nooit gekomen. Na de beëindiging van hun relatie in 2007 kwam de man erachter dat de vrouw na 2003 haar relatie nooit had beëindigd, althans deze had hervat.

Dit is voor de man aanleiding een procedure te starten tot vernietiging van de samenlevingsovereenkomsten op grond van dwaling. Hij voert aan de samenlevingsovereenkomsten onder een onjuiste voorstelling van zaken te hebben gesloten, nu hij er inmiddels mee bekend is geworden dat de vrouw na 2003 haar relatie met de andere man heeft voortgezet, althans na 2003 heeft hervat.

In eerste aanleg wees de rechtbank de vorderingen van de man af. Het hof ziet, anders dan de rechtbank, wel aanleiding de samenlevingsovereenkomsten te vernietigen. Het overweegt dat tussen partijen geen “open relatie” bestond, in die zin dat tussentijdse affaires met derden normaal of geaccepteerd waren. Op grond van de door de man overgelegde verklaringen van derden acht het hof bewezen dat de vrouw in ieder geval een relatie met een ander had in de periode van augustus 2003 tot en met 31 december 2003 en in juni tot eind juli 2004. Tussen eind juli en de datum van ondertekening van de eerste samenlevingsovereenkomst zitten slechts enkele dagen. Niet aannemelijk acht het hof dan ook de stelling van de vrouw dat zij de man in die korte periode heeft geïnformeerd over haar relatie met de andere man, nu partijen uitvoerige en meerdere gesprekken hadden na de eerste beëindiging van de relatie van de vrouw met de andere man. De vrouw heeft niet aangeboden haar stelling te bewijzen en voor een ambtshalve toelating tot het leveren van bewijs ziet het hof geen aanleiding.

Gezien het voorgaande is het hof van oordeel dat de man de samenlevingsovereenkomst van 3 augustus 2004 onder een onjuiste voorstelling van zaken is aangegaan. Evident acht het hof dat de man bij een juiste voorstelling van zaken de overeenkomst niet op dat moment en niet met dezelfde inhoud zou hebben gesloten. Nu niet is gebleken van andere omstandigheden ten tijde van het sluiten van de tweede overeenkomst en deze niet meer dan een herformulering van de eerste overeenkomst bevat, dienen volgens het hof beide samenlevingsovereenkomsten te worden vernietigd.

Interessant is dat de Rechtbank Arnhem in deze zaak in eerste aanleg overwoog dat een samenlevingsovereenkomst een ‘specifieke’ overeenkomst betreft die een regeling treft voor de duur van de samenlevingsovereenkomst en een regeling die geldt voor het geval de relatie wordt verbroken, ongeacht de reden daarvoor. Volgens de rechtbank bevat een dergelijke overeenkomst niet alleen een vermogensrechtelijk karakter, maar ook emotionele of morele aspecten en brengt dit bijzondere karakter van de overeenkomst mee dat bij de beoordeling of sprake is van bedrog of dwaling hoge eisen moeten worden gesteld. In de literatuur of de jurisprudentie zijn voor deze extra zware bewijslast geen aanwijzingen te vinden. Ook het hof gaat niet uit van hogere eisen die gesteld zouden moeten worden aan een beroep op dwaling.

Om een geslaagd beroep te kunnen doen op vernietiging van een samenlevingsovereenkomst of bijvoorbeeld huwelijkse voorwaarden dient dan ook sprake te zijn van 1) een onjuiste voorstelling van zaken 2) de situatie dat de overeenkomst bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, althans niet onder dezelfde voorwaarden (causaal verband) en 3) één van de drie volgende omstandigheden, namelijk:

  • dat de dwaling is te wijten aan een mededeling van de wederpartij,
  • de dwaling is te wijten aan het zwijgen van de wederpartij of
  • sprake is van wederzijdse dwaling.

Van belang voor een geslaagd beroep op dwaling is een goede onderbouwing van voormelde vereisten. De man in het onderhavige geval had dit onder meer gedaan door van diverse personen, die wisten van de relatie van de vrouw, verklaringen in het geding te brengen, die waren vastgelegd in een notariële akte.